Oude beuken- en eikenbossen met dood hout en holenbomen voor vleermuizen en spechten zijn te vinden langs de rand van het pad. De blauwe reiger heeft zijn broedgebied in de elzenmoerasbossen. De halfnatuurlijke loofbossen zijn deels nat tot vochtig omdat ze aan de meren grenzen. Het zijn meestal elzenmoerasbossen of eiken- en berkenbossen. Er leven veel vogelsoorten, waarvan het gezang de migratie in de lente en zomer begeleidt. De overvloed aan bloemen in de weiden en graslanden wordt voornamelijk in stand gehouden door grazend vee of paarden en door zorgvuldig maaien. Dit is duidelijk te zien aan de structuur en diversiteit van de planten en insecten in de weiden. Af en toe dunt het bos uit om uitzichten op de meren, de Nettekuhlen of de Nette te onthullen.